Zoals gebruikelijk nogal een lap tekst, mijn verslag van een stukje Legends Trail. Lees dit niet als je in een goede bui bent.
Samenvatting voor Mark Groeneweg:
❄️?♂️???♂️??♂️??♂️??
Het lukt me in de weken voor de Legends Trail niet om me mentaal voor te bereiden zoals voor de Bello Gallico en de Duinhopper. Ik pas dezelfde techniek toe: slapen en opstaan met de Legends Trail in gedachten. De eerste week kom ik in mijn dromen nauwelijks bij de start weg, de tweede week stap ik om de meest onzinnige redenen uit en pas in de derde week, weet ik CP3 te bereiken. Indicatie van wat er komen gaat? Ik weiger me er heel erg druk om te maken, dat veroorzaakt alleen maar meer stress terwijl ik al zenuwachtig genoeg ben. De Legends Trail is immers een toch van 250 km met 7000 hoogtemeters over de meest obscure Ardennenpaadjes in vaak de meest gure weeromstandigheden die je je kunt bedenken. Precies zoals race directors Stef Schuermans en Tim de Vriendt het graag hebben.
De praktische voorbereidingen gaan goed. Qua materiaal heb ik alles voor elkaar, zelfs een arctische slaapzak (gehuurd bij Servaes Timmermans) ontbreekt niet. Fysiek loop het echter minder soepel. Al sinds de Duinhopper kamp ik links met wat patellafemorale pijn. Een pittige trainingsweek op Lanzarote heeft daarbij niet geholpen. In februari doe ik wat rustiger aan. Dat wil zeggen, ik skip een aantal doordeweekse trainingen, de lange afstanden in het weekend werk ik wel gewoon af. Tijdens die tochten doet mijn knie wel pijn, maar een en ander valt te stabiliseren en veel lopen met pijn is ook training, niet waar? Fysio Frey staat me bij met een aantal dry needling sessies en een week voor het begin van de Legends Trail beleef ik zowaar mijn eerste pijnvrije dag. Lijkt dus goed te komen.
Donderdag reizen Linda en ik af naar de Ardennen, onderweg nog even langs Scarabee voor een laatste boodschap. Ben sinds kort bijzonder gecharmeerd van de Speedcross 4 Wide, een variant van de traditionele Speedcross waarbij het bovenmateriaal meer ruimte in de breedte en de lengte biedt. Zoveel zelfs dat ik comfortabel met dunne ondersokken en waterdichte SealSkinz sokken in de schoenen pas. Marc leent me nog een setje poles, zo’n beetje het enige item dat ik vergeten was. Op naar Petite Mormont.
Vrijdag alles in orde maken voor de start om 18:00 uur. Mijn dropbag weegt 19 kilo en bevat meer dan ik verwacht nodig te hebben. Maar ja, liever verlegen met dan verlegen om. Equipment check, medical check, laatste voorbereidingen en het is tijd om op pad te gaan. Qua kleding ga ik voor warm doch lichtgewicht: warme Falke baselayer, speciale Gore longsleeve (voor alles tussen -10 en +20 graden) met daaroverheen mijn gloednieuwe OMM Kamleika 4 regenjack. Hoewel het de afgelopen drie weken keihard gevroren heeft, lijken de temperaturen dit weekend mee te gaan vallen. Zozeer zelfs dat er al gegrapt wordt over een Legends zomereditie. Zal wel, ik vind het nog steeds best fris. Bovendien sneeuwt het bij de start en lijkt dat de komende uren niet op te houden.
Stipt 18:00 uur vertrekken we; stipt 18:05 ga ik voor de eerste keer onderuit. Het heeft vanochtend geregend waardoor er overal een paar millimeter ijs ligt. De paar centimeter poedersneeuw die daarop gevallen is, biedt geen enkele demping of houvast. Wel verbergt het de verraderlijk glibberige delen van het pad. Ik val niet hard, maar schrik wel even. Dacht toch echt dat ik mijn voetjes secuur neergezet had. Tijdens de afdaling naar het riviertje de Ourthe zie ik de ene na de andere deelnemer onderuit gaan. Zelf blijf ik ook niet verschoond: toch zeker een keer of twintig zie ik mijn voeten afgetekend tegen de steeds donker wordende hemel. In vijf jaar tijd stuiterend over het meest technische terrein ben ik maar twee keer gevallen: een keer in de Ardennen, uitglijdend over een stuk ijs en tijdens de Duinhopper, toen ik dribbelend in slaap viel. Vandaag is mijn geluk op, denk ik. Hoewel, ik val vaak, maar nooit erg hard en met wat butsen, builen en schrammen kom ik er nog goed vanaf. Later hoor ik dat mensen dubbele beenbreuken, schouders uit kommen en ontwrichte wervels hebben opgelopen.
Na een kilometer of 20 langs de Ourthe ploeteren, ben ik er wel een beetje klaar mee. Voor mijn gevoel kom ik nauwelijks vooruit en echt warm word ik ook niet. Gelukkig zit het pittigste deel erop. Dat wil zeggen, geen geploeter langs een riviertje meer, maar wel een stevige klim van dik 250 meter. Vergeleken met de Alpen of de Pyreneen stelt het weinig voor, maar in de Ardennen kunnen klimmetjes verschikkelijk steil zijn. Dit is er zo een. Gelukkig volgt de afdaling naar La Roche snel en ik kijk uit naar een kopje koffie. Er is vast nog wel een tentje open, kan wel wat warms gebruiken. Middenin La Roche heeft de organisatie een kleine waterpost ingericht. Deze steek ik voorbij om een cafe in te lopen. De eigenaar begint te tieren in dat eigenaardige Waalse Frans. Kennelijk had hij allang willen sluiten, komt er weer zo’n stomme loper binnen. Help me maar snel, dan ben ik zo weer weg, brabbel ik in eigenaardig ABN. Een cola en een koffie smaken me goed. Kwartiertje later sta ik weer buiten. Achter me wordt de deur hardhandig dichtgesmeten.
Van La Roche naar CP1 is grofweg 28 km. Ik besluit rustig aan te doen. Tijd zat en des te dichter ik bij daglicht kom, des te prettiger het lopen wordt. Deze nacht duurt met 13 uur niet zo lang als tijdens de Bello Gallico of de Duinhopper, maar echt kort is-ie ook weer niet. Door licht dribbelen af te wisselen met stevige looppas voorkom ik dat mijn benen opstijven. Bovendien houdt de variatie me mentaal fris. Rond 50 km begin ik me serieus lekker te voelen. Mijn lijf is warmgedraaid, de dageraad komt eraan en CP1 is binnen handbereik. Voor het eerst overvalt de gedachte me dat ik in deze staat de Legends Trail best uit zou kunnen lopen. Toegegeven, het is nog vroeg en er kan nog van alles gebeuren, maar de kop is eraf en zowel lichaam als brein functioneren als gewenst.
Op CP1 is het gezellig druk. De medical crew vraagt of ik ergens last van heb. Uh ja, van mijn lijf, grap ik. Maar niets dat me ervan weerhoudt om verder te lopen? Nee, absoluut niet. Ik word naar een tafel gedirigeerd waar mijn dropbag al klaar staat. Terwijl ik horloges en telefoon aan de opladers hang, krijg ik de keuze tussen rijst met vlees en rijst met groenten. Wat voor vlees? Poolse worst. Geen idee of daar varkensvlees in zit, dus ik neem geen enkel risico: doe mij maar vegetarische hap. Terwijl ik schoenen wissel, mijn rugzak herindeel, mijn voeten droog en voorzie van verse sokken, neem ik een paar flinke happen rijst. Hmmm, valt goed zo’n warme hartige hap na een dieet van Nutsjes, Fruitella’s en Bifi’s. Dan valt mijn oog op een van de ingredienten: champignons? Nee, he…
De laatste keer dat ik champignons, of beter gezegd schimmels, heb gegeten is bijna 30 jaar geleden. Daar is een reden voor. Ik weet niet of het een allergische reactie is of iets medisch verklaarbaars, maar mijn lichaam reageert op schimmels zoals carbid op water: explosief! Even sta ik in tweestrijd: vinger in mijn keel of schouders ophalen? Ik krijg mezelf niet zover om geforceerd mijn maag te legen. Het zal na 30 jaar toch wel meevallen, bovendien heb ik de calorieen hard nodig dit weekend. Voorzichtig eet ik verder, om de champignons heen, en wijd ik me volledig aan het klaarmaken voor de tocht naar CP2. Na een praatje met Peter Swager dribbel ik bij CP2 weg. Omdat mijn Speedcross 4 Wide kletsnat waren van de sneeuw en omdat ik op zoek was naar wat meer grip, heb ik een setje Speedcross Vario aangetrokken. Ondanks goede verzorging kon ik niet voorkomen dat mijn voeten wat gezwollen zijn en ik vraag me af of ik er wel verstandig aan deed deze schoenen aan te trekken. Ze knellen wat, zowel in de breedte als in de hoogte. Maar ik heb geen zin om weer terug te gaan dus ik besluit het er maar op te wagen. Meestal verdwijnt dit soort pijntjes vanzelf wel.
Ik houd mijn maag nauwlettend in de gaten. In eerste instantie valt het alleszins mee, dus mijn humeur knapt wat op. Zelfs de pijntjes in mijn voeten nemen af. De dageraad breekt aan en ik dribbel over prachtige besneeuwde hellingen onder een waterig zonnetje. Opnieuw bekruipt het gevoel me dat ik het op deze manier wel ga redden. Maar dan… Ik word verrast door hevige maagkrampen, vouw bijna dubbel van de pijn. De krampen kruipen omhoog en stuwen mijn maaginhoud naar mijn middenrif. Wanhopig naar adem snakkend met het gezicht naar de zon probeer ik te kalmeren. Het baat niet. Met het gevoel alsof ik een stomp in mijn maag krijg, komt de halfverteerde rijst met champignons omhoog. Keer op keer klap ik dubbel en lijkt mijn maag zich een weg naar buiten te willen banen. Mijn slokdarm staat in brand, mijn mond vertrekt van de smaak van braaksel. Na een eeuwigheid die misschien maar 10 minuten duurt, krijg ik genoeg adem om mezelf weer in beweging te zetten.
Dat was niet prettig. Maar goed, als het er maar uit is en ik de verloren energie snel aan kan vullen, is er geen vuiltje aan de lucht. Een half uur lang lijkt dat het geval te zijn. Ik werk voorzichtig een Nuts en wat Fruitella weg. Gaat goed. Maar dan opnieuw: kramp, kokhalzen, dubbelgevouwen naast het pad, weer mijn maag leeg. Met moeite hijs ik mezelf overeind, mijn buikspieren protesteren hevig. Ik ga tijdens een buikgriepje wel eens over mijn nek, maar nooit zo heftig als dit. Eerst maar een stukje wandelen, kijken of ik daar van opknap. Dat is het geval. Door al dat braken heb ik nauwelijks vocht in mijn lijf, slokje water zou toch geen kwaad moeten kunnen? Gaat opnieuw goed, hoewel mijn maag vervelend borrelt. Misschien maar een Rennie erachteraan, kan nooit kwaad. En weer sta ik aan de kant dubbelgevouwen van de kramp en het kokhalzen. Wat is dit voor onzin? Prima dat het eruit moet, maar kan het gedonder dan ook gewoon afgelopen zijn?
Verslagen vervolg ik mijn weg. Ik wissel wandelen met dribbelen af. Zolang ik niks eet of drink gaat het redelijk goed. Af en toe moet ik kokhalzen, maar dan toch zonder mijn maag te legen, voor zover die niet al leeg was. Ik besluit om zoveel mogelijk op vetverbranding te lopen, dan hoef ik ook niks te eten. Drinken gaat een issue worden, vroeger of laat, maar dat zie ik dan wel weer. Gelukkig kan ik lang zonder vocht. Omdat ik een rustiger tempo loop, trekken de kilometers in slakkentempo voorbij. Het is inmiddels volledig licht en de omgeving ligt er prachtig bij, wit afgetekend tegen een strakblauwe hemel. Ik struikel. Huh? Hoe kan ik opeens een paar meter van het pad zijn geraakt? Hoofdschuddend loop ik terug naar de route. Kappen met dromen, focus op navigeren en ademen, maan ik mezelf. Maar verdomd als het niet weer gebeurt. En weer. Tot drie keer toe val ik wandelend in slaap om net op tijd wakker te schrikken voordat er ongelukken gebeuren. Kan dit er ook nog bij, ik voel me al zo verrot.
Ha, ik weet het, ik bel Linda. Beetje contact met de normale wereld, daar knap ik vast van op. Zij is een stukje gaan lopen in de buurt van ons vakantiehuisje, een deel van de route die wij gisteravond liepen. Haar stem doet me goed. Ik vertel haar wel over de slaapaanval waar ik last van heb, maar niet over het meerder malen legen van mijn maag. Dat gaat heus wel goed komen dus waarom zou ik haar opzadelen met die zorg? Tijdens het bellen word ik links en rechts voorbijgelopen door andere deelnemers. Sommigen lopen in t-shirts met korte mouwen. Daar snap ik helemaal niks van. Ik loop te rillen van de kou en de hand waarmee ik telefoneer, wordt steeds gevoellozer. Linda moedigt me aan en ik beloof haar op CP2 weer te bellen. Om wat op te wardem dribbel ik iets steviger door dan voorheen. Dat was niet zo handig, even later sta ik de laatste restjes voer en vocht tegen een boom te deponeren.
Ik besef dat dit zo niet gaat werken. Als ik dan toch om de haverklap over mijn nek ga, kan ik net zo goed gaan eten en drinken in de hoop dat mijn lichaam daar nog iets van energie aan onttrekt. Makkelijker gezegd dan gedaan: mijn mond voelt rauw, mijn slokdarm verdraagt niks en mijn maag verkrampt al bij de gedachte aan inhoud. Ik sta serieus mijn neus dicht te knijpen om een Fruitella met een Rennie, een Primperan en een Paracetamol naar binnen te werken. Gaat even goed, ligt dan weer naast het pad. De komende uren probeer ik van alles: zuivel, cola, ijs, fruit, uit wanhoop zelfs een doughnut, je kunt het zo gek niet bedenken. Sommigen blijven wat langer in mijn maag dan anderen, maar ze belanden onherroeplijk stuk voor stuk naast het pad. Ik moet opeens aan Mark Groeneweg denken, die had hier ook altijd zo last van. Zal ik hem anders bellen, kijken hoe hij dat opgelost heeft? Het voelt teveel als een wanhopige daad, dit moet ik gewoon zelf oplossen.
Kom op, gast, los dit probleem op. Bloed gebruik je om je lichaam te koelen/verwarmen, om in beweging te blijven en voor je spijsvertering. Die laatste krijgt de minste prioriteit. Kwestie van tempo terug en warmte opzoeken, zodat spijsvertering de volledige aandacht krijgt. Ik zit op 86 km in een verlaten hotelletje aan een bak koffie. Het is warm, maar ik blijf rillen. Maakt niet uit, geef het de tijd. Na een half uurtje relaxen vervolg ik mijn weg. Uiteraard niet zonder koffie naast het pad te deponeren. Wat hielp bij Linda ook alweer toen ze zo’n last van haar maag had? Soep, was het niet? Het dichtstbijzijnde dorp waar ik kan hopen iets van soep te scoren, is Hamoir, een kilometer of 13 verderop. Okee, duidelijk. Niet piepen, 13 km kan je altijd lopen, hoe verrot je je ook voelt. Daar wacht een soep op je, daarna kan je weer wat eten en dan valt dit allemaal wel mee.
Het zijn niet de leukste 13 km die ik ooit gelopen heb. Maar de belofte van soep en beterschap houden me op de been, hoewel ik nog steeds om de zoveel tijd naast het pad sta te braken alsof mijn leven ervan af hangt. Maakt niet uit, doorlopen! Aangekomen in Hamoir strompel ik langs een aantal restaurants. Geen van allen hebben ze op de menukaart wat ik zoek: een simpele bouillon. Bij Restaurant du Commerce besluit ik het erop te wagen. Ze hebben vissoep en crem du jour, maar als ik mijn situatie uitleg biedt de eigenaresse aan speciaal voor mij pure bouillon te maken. Even heb ik tranen in mijn ogen. Steunend van de spierpijn in buik- en rugspieren parkeer ik mijn uitgemergelde lijf op een bankje. Even later verschijnt de bouillon met wat stokbrood en boter. Het ruikt en smaakt hemels. Verbeeld ik het me of sterk ik zienderogen aan?
Een uur later vervolg ik mijn weg richting CP2. Bouillon en brood zouden me tot daar toch wel op de been moeten kunnen houden? Na een moeizame klim waar ik regelmatig van het pad af moet wegens tegemoetlopende Trail de l’Ourthe deelnemers, volgt een gemeen steile afdaling. Mijn linkerbeen weigert dienst en ik kan een val nauwelijks voorkomen. Heb sowieso het idee dat mijn benen hun eigen gang gaan. Soms doen ze wat ik wil, maar regelmatig vertikken ze het te luisteren. Terwijl ik onderaan de afdaling sta uit te puffen, roert mijn maag zich. Door rustig en diep ademhalen probeer ik hem tot rust te brengen. Maar het is al te laat. Met onverminderde kracht vergeleken met de eerst keer, nu zo’n 9 uur geleden, werkt mijn maag alles naar buiten wat ik er zo hoopvol ingestopt had. Ik zak door mijn benen, rust mijn armen op mijn knieen en laat de tranen vrijelijk lopen. Dit is het absolute dieptepunt.
Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd. Hoe moet ik in hemelsnaam verder? CP2 is nog maar 10 km verwijderd, maar ik voel me mentaal en fysiek zo zwak dat ik er niet in geloof dat te kunnen halen. Is dit het einde? Wat kan ik doen, waar haal ik kracht of motivatie vandaan? Dit is niet langer een mentaal spelletje, zoals vaak gegrapt wordt. Mijn lijf lijkt het mijne niet meer te zijn. Door het stilzitten ben ik snel afgekoeld. Op automatische piloot hijs ik mezelf overeind en voordat ik er erg in heb, ben ik weer in beweging. Rillend van de kou volg ik de route, maar omdat mijn bloed weer stroomt, lijkt de duisternis in mijn hoofd wat weg te trekken. Ik kan weer iets helderder, maar vooral constructiever nadenken. Ik besluit ten koste van alles bij CP2 aan te komen. Wat er daarna gebeurt, kan en mag me op dit moment niet interesseren. Misschien wordt dit wel de zwaarste 10 km in mijn leven, maar ik vertik het om hier en nu te stoppen. Toegegeven, is praktisch ook niet erg handig, maar het gevoel om me mentaal en fysiek ergens in vast te kunnen bijten, tegen een tegenstander te kunnen vechten, is het enige wat me nu nog op de been houdt.
Mijn wereld vernauwt zich tot het pad voor me en het streepje op mijn horloge. Nu de sneeuw verdwijnt wordt navigeren een stuk lastiger. Niet langer kun je in de voetsporen van andere deelnemers treden, je moet nu zelf goed opletten. Toch loop ik verkeerd als ik ergens tussen drie paden moet kiezen. De pest van navigatie op horloge is enerzijds dat je geen kaart ziet, anderzijds dat routes beperkt worden tot 1000 punten. Bij een tocht als de Legends Trail betekent dat elke 250 meter 1 punt. Dat is duidelijk niet genoeg. Even later zit ik weer op het juiste pad. Nog 7 km te gaan. Dan bedenk ik me dat ik al een paar keer fout ben gelopen en dat het uitstapje naar Hamoir niet bepaald kort was. Om mezelf tegen teleurstellingen te beschermen reken ik op 110 km.
Het worden er 114. De laatste 13 km naar CP2 doen het stukje naar Hamoir, waarvan ik dacht dat die zwaar was, verbleken. Ik maak gelukkig niet alles bewust mee. Het is een oneindige aaneenrijging van wandelen, dribbelen, kokhalzen, braken en weer wandelen. Ik probeer nog een laatste keer wat te eten bij een supermarkt in Comblain-au-Pont, maar je raadt het al, dat blijft niet lang binnen. In mijn hoofd heeft aankomst op CP2 mythische proporties aangenomen. Leeg, ingeteerd, uitgemergeld, met tranen over mijn wangen strompel ik de laatste klim op. Ergens onderweg heb ik ook nog eens last van mijn linkerknie gekregen, maar het registreert amper. Ik sjok de laatste meters naar CP2 en kan mijn emoties niet meer de baas. Opluchting en uitputting strijden onderling voor de titel van dominantste gevoel.
De vrijwilligers zien dat het slecht gaat en nemen mij onder hun hoede. Ik word voorzichtig op een stoel gezet, krijg een deken om me heen geslagen en word ondervraagd door de medical crew. Maar ik ben niet in staat tot antwoorden. Knikken en schudden gaat nog, maar mijn keel knijpt dicht als ik wat wil zeggen. Men begint zich steeds meer zorgen te maken, totdat ik er na een uiterste krachtsinspanning uit krijg dat ik even rust nodig heb. Mijn rugzak wordt afgedaan, mijn schoenen uitgetrokken. De arts verbaast zich erover dat bij mij alles kurkdroog is, van sokken tot aan baselayer. Zelfs mijn oksels worden gecheckt en daar is geen spoortje zweet te vinden. Niet heel gek als je al 12 uur rondloopt zonder te drinken.
Nadat ik een beetje bekomen ben word ik naar de zaal geleid. Daar meet de dienstdoende arts allerlei waarden. Bloeddruk, temperatuur, bloedsuikerspiegel, reactiesnelheid, enz. Behalve extreme nuchterheid (als in: lege maag) is er geen medische grond om mij uit de race te nemen, constateert hij. Verbaasd kijk ik hem aan. Uit de race nemen? Ik ben toch aangekomen? Dan slaat de realiteit in als een bom: ik ben nog maar op CP2. Dit is niet de finish, dit is slechts een tussenstation. Ergens in de laatste 13 km werd het bereiken van CP2 het bereiken van de finish. Ik bedoel niet dat ik van plan was om te stoppen op CP2, maar de uiterste inspanning die ik nodig had om in mijn staat CP2 te bereiken, vooral de bereidheid die inspanning te doen, transformeerde CP2 in mijn hoofd tot de finish. Dan krijg je te horen dat je nog niet eens op de helft bent.
Het kost me wat tijd deze informatie te verwerken. Intussen probeert de medical crew mij een pilletje Motilium te voeren om mijn maag rustig te krijgen. Zowel het slokje water als de pil belanden in het gezicht van de verpleegster. Kennelijk was ik niet duidelijk genoeg toen ik vertelde dat ik niks binnen kon houden. Er wordt naarstig gezocht naar iets dat mijn maag wel zou kunnen verdragen. Het wordt een bekertje zoete thee met melk. Het eerste slokje met ik vier keer opnieuw doorslikken, elke keer komt het weer omhoog. Bij de laatste poging tilt ik mijn hoofd naar achteren net zolang tot mijn slokdarm en maag het vocht accepteren. Ik heb anderhalf uur nodig om het bekertje halfleeg te krijgen. Het lukt me nog wel een pilletje Motilion droog naar binnen te werken. Intussen verricht ik de gebruikelijke plichtplegingen die nodig zijn om door te lopen: horloges en telefoon aan de oplader, rugzakje bijvullen met eten en drinken, schonen kleren aan, nieuw setje sokken en schoenen klaarzetten. Het gebeurt mechanisch en zonder overtuiging. Ik kan me niet voorstellen dat ik nog eens 12 uur of langer in deze staat door kan lopen. Niet alleen gebrek aan energie baart me zorgen, maar ook dat mijn benen op cruciale momenten dienst lijken te weigeren. Na overleg met de arts snap ik de reden daarvoor: vochtverlies zonder aanvulling leidt tot een steeds extremere electrolytenimbalans. Dan komen signalen van het brein te laat of zelfs helemaal niet aan bij de spieren.
Ik wil door maar ik zie niet in hoe. Als ik iets in mijn maag kan krijgen en houden, als is het alleen maar vloeistof, is er nog hoop. Om te ontsnappen aan een negatieve gedachtenspiraal en de enorme straalkachel die al een half uur mijn huid in lichterlaaie zet, maar niet lijkt door te dringen tot de rest van mijn rillende lijf, pak ik mezelf stevig in en loop ik naar buiten voor een frisse neus. Een kort blokje om lucht enorm op, mijn gedachten worden weer enigszins de mijne. Het is duidelijk, alleen als ik nog wat kan drinken en bij voorkeur ook iets eten, kan ik een vertrek naar CP3 overwegen. Gek genoeg voel ik me wat beter door de koude buitenlucht, maar mijn blaas heeft liever dat ik snel een toilet opzoek. Eenmaal binnen begint mijn maag zich te roeren. Nee, he, niet weer. En ja hoor, zelfs een half bekertje zoete thee is het niet gegund in mijn maag te blijven.
Dat doet de deur dicht. Ik meld aan Stef dat ik uitstap, lever mijn tracker in, pak mijn dropbag in en maak me klaar voor een lange nacht terug naar de finish. Het wachten is op vervoer en na een paar uur rijden Alexandre (ook uitgestapt) en ik samen met de arts naar CP3. Linda heeft namelijk de sleutel van het huisje, wel zo handig als ik ergens vannacht nog in mijn eigen bed wil slapen. Van CP3 naar CP4 moeten we even wachten op een andere chauffeur, dus ik keuvel wat met de vrijwilligers. Mijn maag lijkt eindelijk wat tot rust te zijn gekomen, de Motilion heeft dus toch zijn werk gedaan. Heel voorzichtig knabbel ik wat aan een koffiekoekje. Dat dit er niet meteen weer uitkomt, noem ik een succes. Dan rijden we verder naar CP4, daar blijven we gelukkig niet lang. Nog een rit naar de finish en ik word even later afgezet bij ons vakantiehuisje. Voordat ik onder de douche ga, stap ik op de weegschaal. Twee uur voor de start op vrijdag woog ik 66,3 kilo, aan de zware kant voor mijn doen. Ik schrik van de waarde die ik nu aflees: 58,1 kilo. Dat is een verlies van ruim 8 kilo over de afgelopen 24 uur. Vetpercentage is gekelderd van 18 naar 7. Na het douchen val ik als een blok in slaap.
De volgende dag helpt de organisatie mij om mijn dropbag te bemachtigen. Die moest ik gisteravond achterlaten omdat dropbagvervoer voor deelnemers uiteraard prioriteit had. Ik was toen echter niet helder genoeg om geld, ID-kaart, pinpas en andere essentiele zaken in een kleiner tasje stoppen en die mee te nemen. Na een paar uur wachten bij de finish en de eerste deelnemers zien aankomen, wordt mijn dropbag afgeleverd. Ik word ook nog keurig met dropbag bij ons vakantiehuisje afgezet. Na een lange dag en nacht dienst te hebben gedaan als vrijwilliger bij de safety crew, komt Linda ook thuis. We eten samen wat en vertrekken na een kort slaapje richting de finish. Die avond, nacht en de volgende ochtend bestaan uit lange periodes wachten onderbroken door sprintjes naar buiten als er weer deelnemers succesvol de finish halen. De laatste finishers komen na ruim 62 uur binnen. Wat een helden!
De week na de Legends Trail ben ik vooral hongerig. Je verliest niet ongestrafd 8 kilo. Mijn maag heeft zich aardig hersteld, ik kan weer eten als vanouds. Benen en voeten zijn ook in orde, niet heel gek gezien het relatief korte stuk dat ik onderweg ben geweest. Tenminste, als je het afzet tegen 60 uur bikkelen, wat oorspronkelijk de bedoeling was. Buikspieren, rugspieren en ingewanden zijn een ander verhaal. Ik slaap een aantal nachten bijzonder slecht omdat elke beweging tot hevige spierprotesten leidt. Vooral mijn rug heeft het zwaar, een zittend beroep helpt daar ook niet bepaald bij.
Blijft over de DNF, of beter gezegd de RTC. Want hoe je het ook wendt of keert, ik ben uit eigen beweging gestopt, dus Refused To Continue. De eerste paar dagen kan ik er niet zo mee zitten. Aankomst op CP2 voelde echt als een finish hoewel ik rationeel natuurlijk beter weet. Maar de verwachte teleurstelling en bijbehorende mentale dip blijven uit. Voorzichtig prikkel ik mezelf door me af te vragen of het allemaal wel zo erg was. Nog steeds geen negatieve reactie. Ik schakel om van prikkelen naar verwijten: slapjanus, als je 12 uur zonder eten en drinken kan, kon je dat stukje naar CP3 en verder ook nog wel doorlopen. Het komt niet aan. Ik krijg het niet voor elkaar mezelf de RTC-depressie in te praten waar ik in het verleden zo eenvoudig in belandde.
De enige reden die ik daarvoor kan bedenken is dat ik doorgegaan ben wanneer ik normaal gesproken uitgestapt zou zijn, namelijk het stuk van Hamoir naar CP2. Ik wist dat dit een hel zou worden, dat het een mogelijk onverantwoorde aanslag op lijf en leden zou zijn, maar toch ben ik eraan begonnen in plaats van in Hamoir de handdoek al in de ring te gooien. Ook het feit dat ik op CP2 niet meteen uitgestapt ben en echt nog geprobeerd heb mezelf in orde te krijgen voor vertrek richting CP3, zal een rol spelen. Neemt niet weg dat het tevergeefs was, maar fouten uit het verleden niet herhalen voelt toch een beetje als vooruitgang. Het duurt meestal niet langer dan een week voordat ik mezelf kwalijk begin te nemen dat ik uitgestapt ben. Is tot nu toe nog niet gebeurd. Het kan zeker nog komen, maar ik vermoed dat het uitblijft. Heb ik dan nergens spijt van? Ja, natuurlijk wel. Liever had ik CP3 gehaald, of CP4, of zelfs de Legends Trail helemaal uitgelopen. Maar het enige verwijt dat ik mezelf kan maken is dat ik niet op heb zitten letten wat ik at. Voor mijn gevoel valt dat meer onder ongelukjes onderweg (zoals je been breken) dan onder opgeven om wat voor reden dan ook.
Had ik het gehaald zonder de champignons? Gevalletje fifty fifty, denk ik. Fysiek en mentaal was ik een heel eind gekomen, maar vergeet niet dat mijn keuze voor navigatie absoluut niet de juiste was. En vergeet niet dat ervaren Legends lopers dit jaar de tijdslimieten niet haalden. En vergeet niet dat ik nog nooit door een tweede nacht heen ben gelopen. Zo kan ik nog vele redenen bedenken waarom uitlopen me uiteindelijk niet gelukt zou zijn. Maar ik had graag een poging gewaagd deze problemen het hoofd te bieden in plaats van geveld te worden door een schimmeltje.
Volgend jaar revanche? Ik denk het niet. En wel om dezelfde redenen dat ik niet nog eens Bello Gallico of de Duinhopper ga lopen. Nachten van 16 uur en temperaturen/weersomstandigheden waarbij even op een bankje zitten niet tot de mogelijkheden behoort, daar heb ik het wel een beetje mee gehad. Ik hoor al wat geroezemoes over een self-supported Legends Trail editie in de zomer, juni of zo. Dat spreekt me al meer aan, maar het is niet iets waar ik me klakkeloos voor opgeef. Nu eerst maar eens wat rust en beginnen aan de opbouw richting de PGTA in mei en de Grand Trail de Courmayeurs in juli, daarna zie ik het wel weer.
Facebook Barry van Oven – https://www.facebook.com/permalink.php?story_fbid=771958809641031&id=100004807566068